ECLI:NL:CRVB:2025:271

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
23/1661 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep inzake begeleid wonen traject

Op 19 februari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1661 WMO15. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J. Mulder, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2023. Echter, op 18 juli 2024 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken, omdat zij in aanmerking was gekomen voor een begeleid wonen traject. In dit kader heeft de Raad verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft dit verzoek ondersteund en er was geen bezwaar tegen de proceskostenveroordeling. Gezien de omstandigheden is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en is het onderzoek gesloten.

De Raad heeft geoordeeld dat het college veroordeeld wordt in de kosten die appellante heeft moeten maken in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.294,- voor bezwaar, € 1.814,- voor beroep en € 907,- voor hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 4.015,-. Daarnaast moet het college het door appellante betaalde griffierecht in beroep van € 50,- en in hoger beroep van € 136,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door voorzitter D. Hardonk-Prins en griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 februari 2025
23/1661 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 mei 2023, 22/5013
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. G.J. Mulder, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 18 juli 2024 heeft de gemachtigde van appellante het hoger beroep ingetrokken omdat het college appellante inmiddels in aanmerking heeft gebracht voor een begeleid wonen traject. De Raad is verzocht het college met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) te veroordelen in de proceskosten.
Met een e-mailbericht van 8 augustus 2024 heeft het college dit verzoek ondersteund en laten weten geen bezwaar te hebben tegen de gevraagde proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Gelet op de onder de rubriek procesverloop weergegeven feiten wordt het college veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden ingevolge het Besluit begroot op € 1.294,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting), € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Ook moet het college het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.015,-;
  • bepaalt dat het college het door appellante in beroep betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • bepaalt dat het college het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, voorzitter, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen