Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De voorzieningenrechter had op 10 september 2024 het verzoek van appellant om een voorlopige voorziening afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter een uitspraak heeft gedaan als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d van de Awb is het niet mogelijk om tegen een dergelijke uitspraak hoger beroep in te stellen. Hierdoor verklaart de Raad zich onbevoegd om het hoger beroep van appellant in behandeling te nemen. De Raad heeft appellant erop gewezen dat hij, indien er iets mis is gegaan bij de kennisgeving van de zitting, een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kan indienen bij de rechtbank. Tevens is er in het hoger beroepschrift gesproken over wraking van de behandelend rechter, wat de Raad doorstuurt naar de rechtbank voor verdere beoordeling. Appellant heeft geen griffierecht betaald en de Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.