Uitspraak
1 maart 2024, 23/3711
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 24/858 PW. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht verplicht voor de indiener van een beroepschrift. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 138,- en kreeg de kans om dit bedrag binnen 28 dagen na verzending van de herinneringsbrieven te betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.