Uitspraak
24 april 2024, 23/5341
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 april 2024. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 24/1302 WMO15. De kern van de zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellant is in juni 2024 op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht en kreeg de instructie om dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief te betalen. Ondanks een tweede herinnering in juli 2024, is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.