Uitspraak
15 augustus 2024, 23/907 en 23/1082
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D. Aygur, hadden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 augustus 2024. De rechtbank had hen in een eerdere uitspraak gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 138,- tijdig te betalen. Ondanks herhaalde aanmaningen, waaronder een aangetekende brief, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellanten niet in verzuim waren geweest. Hierdoor werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.