In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door drs. F. Elidrissi, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van kosten in bezwaar en een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Appellante ontving bijstand op basis van de Participatiewet en kreeg een boete opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn wegens het niet melden van kinderalimentatie. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, maar had wel de kosten van bezwaar en proceskosten in beroep toegewezen. Appellante was het niet eens met de hoogte van de toegewezen kosten en stelde dat zij ook recht had op vergoeding voor een telefonische hoorzitting die niet heeft plaatsgevonden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het hoger beroep op dit punt niet slaagde, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij of haar gemachtigde het college had gebeld. Echter, de Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen uitspraak had gedaan over de proceskostenvergoeding in verband met het verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor dit onderdeel en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante. De totale kostenvergoeding is vastgesteld op € 1.133,75, inclusief terugbetaling van het griffierecht.