ECLI:NL:CRVB:2025:199

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
23/2567 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om zorg krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) met betrekking tot psychische stoornis en somatische aandoening

Op 16 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2567 WLZ-PV, waarin het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aan de orde was. Appellante had een aanvraag ingediend voor zorg, waarbij zij een psychische stoornis en een somatische aandoening als grondslag aanvoerde. Het CIZ had de aanvraag op 30 september 2021 afgewezen, met de motivatie dat er geen blijvende behoefte was aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Dit besluit werd in een later stadium door de rechtbank bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden die door appellante zijn aangevoerd. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en wijst erop dat de in hoger beroep overgelegde brief van gezondheidspsycholoog G. Peeters niet leidt tot twijfel aan het medisch advies van het CIZ. De Raad concludeert dat er geen blijvende behoefte aan zorg in de nabijheid is vastgesteld, zoals vereist volgens de Wlz.

De uitspraak bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag om zorg in stand blijft, wat niet betekent dat appellante geen zorg ontvangt, maar dat deze zorg niet vanuit de Wlz dient te komen. Aangezien het hoger beroep niet slaagde, heeft appellante geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/2567 WLZ-PV
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juli 2023, 22/2221 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
Zitting heeft: L.M. Tobé, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: C.C.M. van ‘t Hol
Namens appellante is verschenen mr. E.M.A. Leijser. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Kersjes-van Bussel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Met een besluit van 30 september 2021 heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellante een grondslag psychische stoornis en een somatische aandoening aanwezig is, maar dat dat op basis hiervan niet kan worden vastgesteld dat er een blijvende behoefte is aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Het CIZ heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van zijn medisch adviseur van 30 september 2021. Met een besluit van 17 maart 2022 (bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar tegen het besluit van 30 september 2021 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel en de overwegingen van de rechtbank en volstaat met een verwijzing daarnaar. Wat in hoger beroep is aangevoerd en ter zitting is meegedeeld leidt niet tot een ander oordeel. De in hoger beroep overgelegde brief van gezondheidspsycholoog G. Peeters van 25 november 2024 leidt niet tot twijfel aan het medisch advies dat het CIZ aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. In de brief van 25 november 2024 staat als advies vermeld om verder aan de slag te gaan met een coach/begeleider met alle kennis die er is over autisme. Dit wijst niet op een blijvende behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wlz in stand blijft. Daarmee is niet gezegd dat appellante nu voldoende zorg krijgt, maar wel dat die zorg niet vanuit de Wlz dient te komen.
5.2.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) C.C.M. van ‘t Hol (getekend) L.M. Tobé