ECLI:NL:CRVB:2025:169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
22/3249 WSFBSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling na kwijtschelding schulden

In deze zaak heeft de gemachtigde van appellant, mr. P.T. Huisman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/141. Op 17 september 2024 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besloten om de schulden van appellant volledig kwijt te schelden. Dit besluit heeft geleid tot de intrekking van het hoger beroep door de gemachtigde van appellant, aangezien hiermee volledig tegemoetgekomen is aan de bezwaren van appellant.

Na de intrekking van het hoger beroep heeft mr. Huisman verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens de proceskosten begroot op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn vastgesteld op € 647,- voor bezwaar, € 1.814,- voor beroep en € 907,- voor hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 3.368,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat appellant in beroep en hoger beroep heeft betaald, respectievelijk € 50,- en € 136,-.

De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 januari 2025
22/3249 WSFBSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
31 augustus 2022, 22/141
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.T. Huisman, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 18 september 2024 heeft mr. Huisman namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de minister te veroordelen in de proceskosten.
De minister heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De gemachtigde van appellant heeft het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van het besluit van de minister van 17 september 2024, waarbij is besloten dat de schulden van appellant volledig worden kwijtgescholden. Hiermee is de minister volledig aan de bezwaren van appellant tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 647,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift), € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Ook moet de minister het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt de minister in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.368,-;
  • bepaalt dat de minister het door appellant in beroep betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt;
  • bepaalt dat de minister het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) A. Giesen