Uitspraak
17 september 2024, 23/7222 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 5 november 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/2402 ZVW. De zaak betreft een hoger beroep ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Koolhoven, tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 september 2024. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard met betrekking tot de jaarafrekening van het CAK inzake de Zorgverzekeringswet. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de buitenlandbijdrage die hij voor zijn ex-partner moest betalen over het jaar 2022.
Na een aangepast besluit van het CAK op 8 november 2024, waarin de buitenlandbijdrage werd beperkt, heeft appellant zijn hoger beroep ingetrokken. Hij verzocht de Raad om het CAK te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat het CAK op basis van onjuiste gegevens van de Ierse autoriteit had gehandeld, maar dat het aan appellant was om deze gegevens te corrigeren. De Raad oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een proceskostenveroordeling uitsloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat het CAK te goeder trouw had gehandeld op basis van de beschikbare informatie. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.