ECLI:NL:CRVB:2025:1458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om kinderbijslag voor uit huis geplaatste kinderen over meerdere kwartalen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een aanvraag ingediend voor kinderbijslag voor zijn twee uit huis geplaatste kinderen over de periode van het 4e kwartaal van 2020 tot en met het 4e kwartaal van 2022. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat hij in belangrijke mate bijdroeg aan het onderhoud van zijn kinderen, die niet tot zijn huishouden behoren. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd van zijn onderhoudsbijdrage, en dat de Svb terecht had geweigerd om hem kinderbijslag toe te kennen. De Raad nam de overwegingen van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.