ECLI:NL:CRVB:2025:1256

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
23/2181-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten en de toepassing van tegenwettelijk begunstigend beleid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. De Raad heeft vastgesteld dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening is voor de kosten van tandheelkundige behandelingen, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (PW). Het college had geen beleid dat het mogelijk maakte om in weerwil van deze wet bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten te vergoeden.

De appellant voerde aan dat het ontbreken van tegenwettelijk begunstigend beleid een tekortkoming was die niet ten nadele van hem mocht komen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het ontbreken van dergelijk beleid als een gegeven wordt aanvaard en dat de vraag of dit al dan niet aanvaardbaar is vanwege de nadelige gevolgen voor de appellant niet aan de orde is. De Raad bevestigde hiermee de eerdere rechtspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de zaak werd behandeld door de enkelvoudige kamer, waarbij de griffier M. Ramanand de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

23.2181-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2023, 22/2803 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
Datum uitspraak: 12 augustus 2025
Zitting heeft: E.C.E. Marechal
Griffier: M. Ramanand
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 12 augustus 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.E.A.H. Verstraelen, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.N. van Dijk.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
1. Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
2. Niet in geschil is dat voor de kosten van een tandheelkundige behandeling als hier aan de orde de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening is als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (PW). Ook niet in geschil is dat de tandheelkundige behandeling waarvoor appellant vergoeding vraagt, in zijn geval niet onder de in de Zvw te vergoeden prestaties valt en dat artikel 15, eerste lid, van de PW dan ook in de weg staat aan bijzondere bijstand voor de kosten van de tandheelkundige behandeling.
3. Verder is ter zitting vast komen te staan dat het college ten tijde hier van belang geen beleid had op grond waarvan het in weerwil van artikel 15, eerste lid van de PW, toch bijzondere bijstand voor kosten voor tandheelkundige behandeling vergoedde.
4. Appellant stelt zich op het standpunt dat het college met de bestreden besluitvorming ten onrechte zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor kosten voor tandheelkundige behandeling heeft afgewezen. Als enige beroepsgrond voert appellant daartoe aan dat het ontbreken van tegenwettelijk begunstigend beleid een zodanige tekortkoming is, dat het ontbreken daarvan geen nadelige gevolgen voor hem mag hebben. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt de aanwezigheid en de toepassing van tegenwettelijk begunstigend beleid als een gegeven aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze wordt toegepast. Hieruit vloeit voort dat ook het ontbreken van tegenwettelijk begunstigend beleid als een gegeven wordt aanvaard. De vraag of het ontbreken van tegenwettelijk begunstigend beleid al dan niet aanvaardbaar is vanwege de nadelige gevolgen voor de betrokkene, is daarom niet aan de orde. Dit heeft de Raad eerder overwogen, zie de uitspraak van 11 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:387.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Ramanand (getekend) E.C.E. Marechal