ECLI:NL:CRVB:2025:1116

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
23/2995 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellante, geboren in 1968, heeft psychische en lichamelijke klachten en heeft een aanvraag ingediend voor zorg. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep is bevestigd. De medisch adviseurs van het CIZ hebben in hun adviezen onderbouwd dat er geen sprake is van ernstige, continue aanwezige psychiatrische problematiek bij appellante, en dat zij in staat is om hulp te vragen. De Raad concludeert dat appellante geen blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, en bevestigt daarmee de afwijzing van het CIZ. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/2995 WLZ-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 21 september 2023, 23/1339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Datum uitspraak: 9 juli 2025
het CIZ
Zitting heeft: L.M. Tobé, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: N. El Khabazi
Namens appellante is verschenen mr. H. Akbaba, advocaat. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1968, is bekend met psychische en lichamelijke klachten. In verband hiermee heeft zij een aanvraag gedaan voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 26 september 2022, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 24 april 2023 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich – onder verwijzing naar een medisch advies van 26 september 2022 – op het standpunt gesteld dat bij appellante alleen sprake is van de grondslag somatische aandoening en dat zij niet voldoet aan de in de Wlz opgenomen voorwaarden.
1.3.
Het CIZ heeft in beroep, onder verwijzing naar een nader medisch advies van 21 augustus 2023, ook een grondslag psychische stoornis aangenomen. Dit leidt volgens het CIZ echter niet tot een recht op Wlz-zorg, omdat een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel ontbreekt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CIZ de aanvraag van appellante om Wlz-zorg terecht heeft afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat de adviezen van de medisch adviseurs van het CIZ zorgvuldig zijn, dat daaruit volgt dat van een blijvende noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel geen sprake is en dat appellante geen medische informatie heeft overgelegd waaruit volgt dat de medisch adviseurs haar situatie onjuist hebben ingeschat.

Het standpunt van appellante

3. Appellante heeft, samengevat, aangevoerd dat zij als gevolg van haar psychische klachten blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Zij heeft daarbij verwezen naar de informatie van GGzE. Ook wijst appellante erop dat zij voldoet aan de beschrijving van het zorgprofiel GGZ Wonen met intensieve begeleiding en verzorging. Zij dient daarom in aanmerking te komen voor zorg op grond van de Wlz.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en overweegt daartoe het volgende.
4.1.
De medisch adviseurs van het CIZ hebben in hun medische adviezen van 26 september 2022 en 21 augustus 2023 op inzichtelijke wijze onderbouwd dat bij appellante geen sprake is van ernstige, continue aanwezige, psychiatrische problematiek, met ernstige regiebeperkingen. Appellante is volgens de medisch adviseurs in staat om hulp te vragen en er bestaan geen medische bezwaren om de ingeroepen hulp af te wachten. Verder hebben de medisch adviseurs afdoende gemotiveerd dat er voor appellante, naast de reeds ingeschakelde hulp bij GGzE, nog meerdere mogelijkheden bestaan die haar situatie kunnen verbeteren. Hiervoor kan zij zich wenden tot het college van de gemeente van haar woonplaats op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of tot de zorgverzekeraar op grond van de Zorgverzekeringswet.
4.2.
Wat appellante heeft aangevoerd leidt niet tot twijfel aan de juistheid van de onder 4.1 genoemde medische adviezen van het CIZ. Uit deze adviezen volgt dat appellante geen blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, zoals bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. Appellante voldoet daarmee niet aan de voorwaarden voor zorg op grond van de Wlz. Naar het oordeel van de Raad heeft het CIZ de aanvraag van appellante voor Wlz-zorg daarom terecht afgewezen.
4.3.
Het standpunt van appellante dat zij voldoet aan de beschrijving in het zorgprofiel ‘GGZ Wonen met intensieve begeleiding en verzorging’, kan, wat daarvan verder ook zij, niet tot een ander oordeel leiden.

Conclusie en gevolgen

4.4.
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) N. El Khabazi (getekend) L.M. Tobé