ECLI:NL:CRVB:2025:1069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft geweigerd appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant stelt dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen van het Uwv wordt aangenomen, en dat hij de geselecteerde functies niet kan uitoefenen vanwege stotteren en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft het standpunt van de rechtbank, die de medische beoordeling door het Uwv heeft bevestigd. De Raad oordeelt dat de verzekeringsartsen overtuigend hebben gemotiveerd dat de medische informatie in lijn is met de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De arbeidsdeskundigen hebben eveneens aangetoond dat appellant beschikt over de vereiste bekwaamheden om de geselecteerde functies te verrichten. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals appellant heeft verzocht. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant wordt bevestigd, en de weigering van de WIA-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.