ECLI:NL:CRVB:2024:987

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
23/1115 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van ANW-uitkering met terugwerkende kracht conform beleid van de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de herziening en terugvordering van haar ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd bevestigd. Appellante ontving een ANW-uitkering en had daarnaast een voorschot op een WIA-uitkering ontvangen. De Svb heeft de WIA-uitkering volledig verrekend met de ANW-uitkering en het te veel betaalde bedrag van € 4.988,99 teruggevorderd. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar de Svb handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de herziening van de ANW-uitkering en de terugvordering terecht zijn. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij een te hoge uitkering ontving, gezien de informatie die zij had ontvangen over de gevolgen van haar WIA-uitkering voor de ANW-uitkering. De Raad bevestigde dat de Svb niet onterecht met terugwerkende kracht heeft herzien, omdat appellante niet aan haar meldingsplicht had voldaan. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

23/1115 ANW
Datum uitspraak: 16 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2023, 22/3838 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Appellante ontvangt een ANW-uitkering van de Svb. Appellante heeft ook een voorschot op een WIA-uitkering ontvangen. De Svb heeft deze laatste uitkering volledig verrekend met de ANW-uitkering van appellante en het te veel betaalde teruggevorderd. Volgens de rechtbank en de Raad is dit terecht gebeurd.

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 21 juli 2022 heeft de Svb het recht van appellante op een uitkering op grond van de ANW [1] herzien en vastgesteld dat zij te veel uitkering heeft ontvangen. Dat bedrag wordt van haar teruggevorderd. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de Svb is met een besluit van 14 oktober 2022 (bestreden besluit) bij de herziening en terugvordering gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. G. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 april 2024. Namens appellante is mr. Bakker verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.G. Starreveld.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft op 11 februari 2021 een ANW-uitkering aangevraagd in verband met het overlijden van haar partner op [overlijdensdatum] 2021. Bij besluit van 8 juni 2021 is aan haar met ingang van 1 januari 2021 een ANW-uitkering toegekend voor een nabestaande die minimaal 45% arbeidsongeschikt is. Met de besluiten van 1 en 18 februari 2022 is de ANW-uitkering van appellante gewijzigd. Per 6 februari 2022 ontvangt appellante een voorschot op een uitkering op grond van de WIA. [2]
1.2.
Met een brief van 7 maart 2022 heeft de Svb appellante bericht dat een heronderzoek zal worden uitgevoerd om te beoordelen of zij nog steeds voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is. Bij brief van 11 april 2022 heeft de Svb appellante bericht dat haar ANW-uitkering niet wijzigt, omdat uit een advies van een verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) blijkt dat appellante nog steeds voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Met het besluit van 21 juli 2022 heeft de Svb de ANW-uitkering van appellante herzien over de maanden februari 2022 tot en met juli 2022, omdat zij ook een WIA-uitkering ontving. In februari 2022 ontving zij nog een beperkt bedrag en vanaf maart 2022 werd de ANW-uitkering van appellante niet meer uitbetaald omdat haar inkomen te hoog was. De Svb heeft de te veel betaalde ANW-uitkering tot een bedrag van € 4.988,99 van appellante teruggevorderd.
1.4.
Bij besluit van 22 juli 2022 heeft het Uwv aan appellante te kennen gegeven dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 4 augustus 2022 aan appellante vanaf 7 februari 2022 een WW [3] -uitkering toegekend. Deze uitkering was hoger dan het voorschot op de WIA-uitkering.
1.5.
Bij het bestreden besluit van 14 oktober 2022 heeft de Svb het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. De Svb heeft daarbij uitgelegd dat de WIA-uitkering van appellante weliswaar met terugwerkende kracht is ingetrokken, maar dat haar vanaf 7 februari 2022 een WW-uitkering is toegekend die hoger is dan het voorschot op de WIA-uitkering. De herziening en terugvordering blijven daarom ongewijzigd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank volgt appellante niet in de beroepsgrond dat de herziening met terugwerkende kracht over de maanden februari tot en met juli 2022 niet redelijk is omdat pas in juli 2022 duidelijkheid ontstond over haar aanspraak op een WIA-uitkering. Volgens de rechtbank had appellante redelijkerwijs kunnen weten dat het voorschot op de WIA-uitkering dat zij per 22 februari 2022 ontving van belang was voor haar ANW-uitkering, en had zij dit voorschot uit eigen beweging moeten melden aan de Svb. Als appellante direct had gemeld dat zij een voorschot op de WIA-uitkering ontving, had de ANW-uitkering eerder kunnen worden aangepast. De beleidsregel SB1078 van de Svb biedt in wat appellante heeft aangevoerd geen aanknopingspunten op grond waarvan de Svb de terugwerkende kracht van de herziening had moeten beperken. Geen sprake is van dringende redenen op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van terugvordering kan worden afgezien.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit waarbij de Svb de ANW-uitkering heeft herzien en het te veel ontvangen bedrag van appellante heeft teruggevorderd, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Uit artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van de ANW, volgt dat als de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, de Svb verplicht is het desbetreffende besluit te herzien of in te trekken. Uitgangspunt van artikel 34, eerste lid, van de ANW is volgens de wetsgeschiedenis, dat in alle gevallen correctie van fouten moet plaatsvinden, maar dat aangesloten moet worden bij het rechtszekerheidsbeginsel zoals dat in de rechtspraak is ontwikkeld.
4.3.
De Svb heeft beleid ontwikkeld voor het terugkomen van besluiten ten nadele van een betrokkene met terugwerkende kracht, waarbij rekening is gehouden met algemene rechtsbeginselen zoals het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Uitgangspunt van dit beleid is dat de Svb niet tot herziening of intrekking met volledig terugwerkende kracht overgaat als de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen en hij verder niet heeft kunnen onderkennen of begrijpen dat de uitkering ten onrechte werd verleend. In een dergelijk geval herziet de Svb de uitkering in beginsel zonder terugwerkende kracht. Op het moment waarop het bestreden besluit werd genomen was dit neergelegd in beleidsregel SB1078.
4.4.
Appellante heeft betoogd dat herziening met volledige terugwerkende kracht in strijd is met het beleid van de Svb en onevenredig is. Volgens appellante mag niet worden overgegaan tot herziening met terugwerkende kracht, omdat zij niet heeft kunnen begrijpen dat een te hoog bedrag aan ANW-uitkering werd verleend wegens alle onduidelijkheid over haar mate van arbeidsongeschiktheid. Dit betoog slaagt niet. De Raad is van oordeel dat appellante kon begrijpen dat zij een te hoge uitkering ontving. In het toekenningsbesluit van 8 juni 2021 is vermeld dat de hoogte van de ANW-uitkering afhangt van de inkomsten. Van het inkomen uit arbeid (loondoorbetaling door de werkgever) dat appellante toen nog ontving, werd een gedeelte vrijgelaten. In het besluit is ook vermeld dat sommige inkomsten helemaal van de ANW-uitkering afgaan. Ook is vermeld dat de ANW-uitkering pas achteraf goed kan worden berekend. Daarom wordt uitgegaan van een voorlopig bedrag aan inkomen. Als de betrokkene wil dat van een ander bedrag wordt uitgegaan, kan hij contact opnemen met de Svb. Voor meer informatie over inkomen wordt verwezen naar de website van de Svb. In het wijzigingsbesluit van 1 februari 2022 is dezelfde informatie nog een keer verstrekt. Daarbij is vermeld dat de Svb voor december 2021 voorlopig uitging van € 1.900 aan inkomen uit werk, waarvan een deel niet op de ANW-uitkering werd gekort.
4.5.
In februari 2022, na twee jaar ziekte, stopte de loondoorbetaling door de werkgever en was geen sprake meer van inkomen uit arbeid dat gedeeltelijk werd vrijgelaten. Appellante heeft zelf een aansluitende WIA-uitkering aangevraagd. Een WIA-uitkering is overig inkomen in de zin van artikel 10, eerste lid, van de ANW en moet op grond van artikel 18, eerste lid, van de ANW volledig op de nabestaandenuitkering worden gekort. Op grond van de informatie in de besluiten en op de website van de Svb kon appellante begrijpen dat de ontvangst van een WIA-uitkering gevolgen zou hebben voor haar ANW-uitkering. Appellante is er daarnaast door een medewerker van de Svb tijdens een telefoongesprek van 23 februari 2022 op gewezen dat een WIA-uitkering één op één zou worden gekort op haar ANWuitkering. Dat de WIA-uitkering oorspronkelijk in de vorm van een voorschot is toegekend, omdat een keuring door de verzekeringsarts van het Uwv langere tijd op zich liet wachten, maakt niet dat appellante ervan uit mocht gaan dat haar ANW-uitkering onveranderd zou worden uitbetaald. Uiteindelijk bleek appellante geen recht te hebben op een WIAuitkering en is haar met terugwerkende kracht een (hogere) WW-uitkering toegekend. Ook deze moet volledig op de ANW-uitkering worden gekort. Het maakt voor de uitbetaling van de ANW-uitkering van appellante dus geen verschil dat zij uiteindelijk niet een WIAuitkering, maar een WW-uitkering ontving.
4.6.
Gelet op 4.4 en 4.5 hoefde de Svb niet, op grond van zijn beleidsregel SB1078 van herziening met terugwerkende kracht af te zien. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de gemachtigde van de Svb toegelicht dat toepassing van het nieuwe beleid, dat geldt per 8 maart 2024, niet tot een andere uitkomst zou leiden.
4.7.
Voor het overige zijn geen gronden aangevoerd die duiden op een dringende reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de herziening en terugvordering van de ANW-uitkering in stand blijven.
5.1.
Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene nabestaandenwet
Artikel 10
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inkomen verstaan het inkomen van de nabestaande uit arbeid of overig inkomen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
Artikel 18
1. Op de nabestaandenuitkering wordt inkomen in mindering gebracht.
2. In afwijking van het eerste lid wordt van het inkomen uit arbeid buiten aanmerking gelaten:
a. een bedrag gelijk aan 50% van het bruto-minimumloon, alsmede
b. voor zover het inkomen uit arbeid meer bedraagt dan het in onderdeel a bedoelde bedrag, een derde gedeelte van dat meerdere.
(…)
Artikel 34
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 35, 36, tweede lid, of 37 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
b. indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 35, 35a, 36, tweede lid, of 37 er toe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 53
1. De uitkering op grond van deze wet die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 34 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank van de nabestaande of het ouderloos kind of zijn wettelijke vertegenwoordiger, of de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, teruggevorderd.
(…)
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.
(…)
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Artikel 2:4
Onder overig inkomen wordt verstaan:
a. een uitkering op grond van de Werkloosheidswet met uitzondering van de uitkeringen, bedoeld in artikel 2:3, eerste lid;
(…)
c. een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
(…)

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.Werkloosheidswet.