ECLI:NL:CRVB:2024:883

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
24/73 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 26 april 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/73 AKW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Moghni, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2023. In de procedure is appellante herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. De eerste herinnering werd verzonden op 11 januari 2024, met de mededeling dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 11 februari 2024, waarin werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na deze datum moest zijn voldaan. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig betaald, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in verzuim was. De Raad kon daarom zonder verder onderzoek besluiten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 april 2024
24/73 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
19 december 2023, 23/3856
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Moghni, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 11 januari 2024 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 138,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 11 februari 2024 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.