Uitspraak
14 juli 2023, 21/6140
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024.
Centrale Raad van Beroep
Op 3 mei 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/3365 AOW. Het hoger beroep van appellante is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2023, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 136,- tijdig te voldoen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen aangegeven dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een griffierecht wordt geheven van de indiener van het beroepschrift. Dit geldt ook voor hoger beroep, zoals vermeld in artikel 8:108 van de Awb. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen, zowel in een brief van 20 december 2023 als in een aangetekende brief van 20 januari 2024. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief moest zijn voldaan.
Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders dan het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.