Uitspraak
14 juli 2022, 21/272 e.v.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verschillende colleges van burgemeester en wethouders tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellanten, bestaande uit de colleges van burgemeester en wethouders van Asten, Deurne, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2022. Echter, het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de appellanten is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft deze kansen ongebruikt laten verstrijken. Hierdoor is niet gebleken van redenen die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld kan worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift verzet aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.