ECLI:NL:CRVB:2024:812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23/1892 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen wegens gebrek aan bewijs van verblijf en werk in Nederland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De appellant, geboren in 1955, stelde dat hij van 1977 tot en met 1981 in Nederland had gewerkt, maar kon geen bewijs overleggen van zijn verblijf of werk in Nederland. De Svb had eerder de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat appellant niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt. De Svb had informatie opgevraagd bij verschillende instanties, maar appellant bleek bij geen van deze instanties bekend te zijn. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van appellant niet voldoende waren onderbouwd en dat de Svb de aanvraag terecht had afgewezen. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep het oordeel van de rechtbank onderschreven en de afwijzing bevestigd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

23.1892 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2023, 22/4391 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 4 april 2024
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: M. Dafir
Ter zitting is verschenen: mr. M.R. Schuurman namens de Svb

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1955, heeft bij zijn aanvraag om een AOW [1] -pensioen gesteld dat hij van 1977 tot en met 1981 bij het [naam hotel] op Schiphol heeft gewerkt en bij restaurant [restaurant] en [werkgever] in [plaatsnaam]. Appellant heeft aangegeven hiervan geen bewijzen meer te hebben. Verder heeft appellant gesteld dat hij op het adres [adres] in [plaatsnaam] heeft gewoond. In 1981 is hij ziek naar Marokko teruggegaan.
1.2.
Bij besluit van 7 maart 2020 is de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. Bij het bestreden besluit van 15 augustus 2022 heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard, omdat niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond en gewerkt.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat het niet aannemelijk is dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Appellant heeft nooit in Nederland ingeschreven gestaan en geen stukken overgelegd die het standpunt onderbouwen dat hij hier heeft gewoond of gewerkt. De Svb heeft informatie opgevraagd bij de gemeente Amsterdam, het [naam hotel] , de Stichting bedrijfspensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en het Pensioenfonds Horeca & Catering. Appellant is bij geen van deze instanties bekend. Het door appellant opgegeven hotel bestond nog niet in de periode dat hij er zou hebben gewerkt. Wel heeft de gemeente Amsterdam een persoonskaart gestuurd, maar de daarop vermelde naam en geboortedatum komen niet overeen met die van appellant. Appellant is ook niet bekend in het Schakelregister en het kinderbijslagarchief van de Svb. Omdat niet is komen vast te staan dat appellant in Nederland heeft gewoond en gewerkt, heeft de Svb de aanvraag terecht afgewezen.
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij blijft erbij dat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt.
4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dit berust. Er is geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Ook in hoger beroep heeft appellant geen bewijzen ingezonden die zijn stelling onderbouwen dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Dafir (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de M. Dafir en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 4 Avril 2024.
Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette deécision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.