ECLI:NL:CRVB:2024:776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wijziging mate van arbeidsongeschiktheid en WGA-vervolguitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, waarbij haar mate van arbeidsongeschiktheid per 18 mei 2020 is gewijzigd naar 61,98%. Dit heeft geen invloed op de hoogte van haar WGA-vervolguitkering, die blijft gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellante betwist deze wijziging en stelt dat haar medische beperkingen zijn onderschat, waardoor zij niet in staat is de geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 14 maart 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.L.M. Vreeswijk, en het Uwv door A. Anandbahadoer.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de klachten van appellante zorgvuldig hebben beoordeeld en dat er geen reden is om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat appellante in staat is om de geselecteerde functies uit te voeren, ondanks haar klachten. De Raad heeft ook geoordeeld dat de schending van de motiveringseisen van de Awb niet heeft geleid tot benadeling van appellante, en heeft het bestreden besluit in stand gelaten.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.625,-, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 186,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis op 25 april 2024.