ECLI:NL:CRVB:2024:74

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
21/4128 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op AOW-pensioen wegens niet-verzekerde periode van zestien jaren

In deze zaak gaat het om de hoogte van het ouderdomspensioen op grond van de AOW en de verzekerde jaren van de appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1953 en met de Nederlandse nationaliteit, heeft van 5 december 1977 tot en met 17 november 2011 in Nederland gewoond. In augustus 2020 heeft hij een ouderdomspensioen op grond van de AOW aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hem een ouderdomspensioen toegekend ter hoogte van 62% van het maximale pensioenbedrag, maar met een korting van 32% vanwege een niet-verzekerde periode van zestien jaren. Deze korting is toegepast op basis van de periodes waarin de appellant niet in Nederland woonde en werkte.

De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en de Raad is van oordeel dat de Svb terecht de korting heeft toegepast. De appellant heeft in hoger beroep gesteld dat hij recht heeft op een volledig ouderdomspensioen en dat de korting onterecht is, maar heeft dit niet onderbouwd. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb niet de bevoegdheid heeft om van de wettelijke regels af te wijken en dat de persoonlijke omstandigheden van de appellant geen rol spelen in de beoordeling van zijn verzekerde jaren.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat de korting van 32% op het ouderdomspensioen terecht is toegepast. De appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 januari 2024
21/4128 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2021, 21/2622 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] ( Pakistan ) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
In geschil is de hoogte van het ouderdomspensioen op grond van de AOW en in het bijzonder de verzekerde jaren van appellant. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de Svb terecht een korting van 32% heeft toegepast vanwege een niet-verzekerde periode van zestien jaren.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en (medische) stukken ingezonden. Mr. O.F.X Roozemond, advocaat, heeft zich gesteld namens appellant. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 1 december 2023. Appellant en zijn gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is geboren op [Geboortedatum] 1953 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Appellant heeft van 5 december 1977 tot en met 17 november 2011 in Nederland gewoond
.Hij heeft in augustus 2020 een ouderdomspensioen op grond van de AOW aangevraagd.
1.2.
Bij besluit van 5 november 2020 heeft de Svb aan appellant met ingang van 20 augustus 2019 een ouderdomspensioen op grond van de AOW [1] toegekend ter hoogte van 62% van het maximale pensioenbedrag naar de norm van een gehuwde. De korting van 38% is toegepast vanwege een niet-verzekerde periode van in totaal negentien jaren.
1.3.
Bij besluit van 31 maart 2020 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 november 2020 gegrond verklaard, in die zin dat een korting van 32% wordt toegepast vanwege een niet-verzekerde periode van zestien jaren. Het gaat hierbij om de periodes van 20 augustus 1969 tot en met 4 december 1977 en van 18 november 2011 tot en met 19 augustus 2019.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de Svb terecht een korting van 32% heeft toegepast. Appellant heeft vanaf 4 december 1977 tot en met 18 november 2011 in Nederland gewoond. Daarna is hij weer teruggegaan naar Pakistan . Dit heeft appellant niet betwist. Dit betekent dat appellant gedurende zestien jaar niet verzekerd is geweest en geen recht heeft op een volledig AOW-pensioen. De Svb mag niet van de wet afwijken en kan dus geen rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de pensioengerechtigde.
Het standpunt van appellant
3. Appellant vindt dat hij recht heeft op een volledig ouderdomspensioen. Het klopt niet dat hij zestien jaar niet verzekerd is geweest, aldus appellant. Hierbij heeft hij gewezen op zijn financiële en medische situatie.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om een korting van 32% toe te passen op het ouderdomspensioen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de AOW is verzekerd degene die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en ingezetene is van Nederland of ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Artikel 2 van de AOW bepaalt dat ingezetene in de zin van deze wet is degene die in Nederland woont.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant in de periodes van 20 augustus 1969 tot en met 4 december 1977 en van 18 november 2011 tot en met 19 augustus 2019 in Pakistan heeft gewoond. Appellant heeft bevestigd dat hij vanaf december 1977 tot en met 18 november 2011 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Hij heeft weliswaar gesteld dat hij langer verzekerd is geweest maar heeft dit niet toegelicht of onderbouwd. Dit brengt met zich dat appellant in die periodes geen ingezetene van Nederland is geweest en in Nederland geen arbeid in dienstbetrekking heeft verricht en om die reden niet verzekerd kan worden geacht. Wel heeft appellant toegelicht dat het bedrag van het ouderdomspensioen te laag is om de kosten die hij heeft op te brengen. De persoonlijke omstandigheden van appellant kunnen echter geen rol spelen bij de vraag of hij al dan niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW. De medische stukken en de vliegtickets uit 2023 die appellant in hoger beroep heeft overgelegd zijn voor het bepalen van de verzekerde jaren niet relevant. De dwingendrechtelijke bepalingen van de AOW bieden geen ruimte om met de door appellant aangevoerde feiten rekening te houden. De Svb heeft niet de bevoegdheid een andere beslissing te nemen.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat op het bedrag van het ouderdomspensioen terecht een korting van 32% is toegepast.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) N. van der Horn
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 6 AOW
1. Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, en
a. ingezetene is;
b. geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
(…)

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.