ECLI:NL:CRVB:2024:696

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
21/2411 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Op 23 november 2021 heeft mr. Vlieger het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen door een vergoeding voor de gemaakte proceskosten in bezwaar toe te kennen.

De Raad heeft geoordeeld dat het college op verzoek van appellante moet worden veroordeeld in de proceskosten die zij redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 437,50, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast omdat er alleen over de proceskostenvergoeding is geprocedeerd. Daarnaast moet het college het door appellante betaalde griffierecht van € 134,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 april 2024
21/2411 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
25 mei 2021, 20/2803
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 23 november 2021 heeft mr. Vlieger namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Vlieger namens appellante het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van het besluit van het college van 4 oktober 2021, waarbij het college alsnog een vergoeding voor de gemaakte proceskosten in bezwaar heeft toegekend aan appellante. Hiermee is volledig aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De Raad past een wegingsfactor licht (factor 0,5) toe omdat in hoger beroep alleen over de proceskostenvergoeding is geprocedeerd.
Ook dient het college het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
  • bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen