ECLI:NL:CRVB:2024:575

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
23/1458 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 23/1458 ZVW. Het hoger beroep is ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2023. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval is de uitspraak op 28 maart 2023 aan partijen bekendgemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 9 mei 2023 afliep. Het beroepschrift is echter pas op 10 mei 2023 per e-mail ontvangen en op 12 mei 2023 per post, wat betekent dat het te laat was.

De gemachtigde van de appellant heeft in een brief van 23 mei 2023 aangegeven dat het beroepschrift ook per normale post is verzonden op 8 mei 2023. De Centrale Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de appellant niet voldoende zijn om aan te nemen dat er geen sprake was van verzuim. De Raad heeft geconcludeerd dat het beroepschrift kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 maart 2024
23/1458 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2023, 20/1867 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het Centraal Administratiekantoor (CAK)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [gemachtigde] als gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 28 maart 2023 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 10 mei 2023 per e-mail ontvangen. Daarnaast is het beroepschrift per post ontvangen op 12 mei 2023 en gezien de poststempel op de enveloppe, op 11 mei 2023 ter post bezorgd. De termijn voor het instellen van hoger beroep liep af op 9 mei 2023.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 23 mei 2023 is aan de gemachtigde van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Gemachtigde van appellant heeft daarop bij brief van 23 mei 2023 geantwoord dat het hoger beroepschrift ook per normale post is verstuurd op 8 mei 2023.
Wat namens appellant is aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat uit de stukken blijkt dat het beroepschrift op
8 mei 2023 ter post is bezorgd.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) E. Blijleven-de Vries
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.