Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 837,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 maart 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2466 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante, vertegenwoordigd door mr. H.M.A. van den Boogaard, was ingesteld tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het college van burgemeester en wethouders van Maashorst haar bezwaren had gehonoreerd. Dit gebeurde naar aanleiding van een beslissing op bezwaar van 25 april 2023, waarbij eerdere besluiten van het college zijn herzien en de terugvordering op nihil is gesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het college volledig aan de verzoeken van appellante tegemoet is gekomen, wat heeft geleid tot de intrekking van het hoger beroep. In deze uitspraak is het college veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 837,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft echter het standpunt van appellante verworpen dat de rechtbank ten onrechte geen punt heeft toegekend voor de zitting, aangezien de zaak zonder zitting is afgedaan.
Daarnaast is het college ook verplicht om het door appellante betaalde griffierecht van € 134,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.