ECLI:NL:CRVB:2024:412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
23/2509 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die als bewindvoerder optreedt over de goederen van een derde. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2023. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn was verstreken. De uitspraak van de rechtbank was op 14 juli 2023 aan partijen toegezonden, en het beroepschrift was pas op 26 augustus 2023 ontvangen.

De Raad heeft in overweging genomen dat, hoewel er een termijnoverschrijding was, er geen aanleiding was voor een niet-ontvankelijkverklaring indien redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat de indiener in verzuim was. Appellante en haar gemachtigde hebben echter niet gereageerd op verzoeken om uitleg over de termijnoverschrijding. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat appellante niet in verzuim was. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2024. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 maart 2024
23/2509 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2023, 23/215
Partijen:
[appellante] (appellante),
als bewindvoerder over de goederen van [naam] te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)

PROCESVERLOOP

[gemachtigde] heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 14 juli 2023 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is via de digitale weg op 26 augustus 2023 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 12 september 2023 is aan appellante gevraagd om binnen vier weken mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden.
Deze brief heeft de Raad abusievelijk niet (ook) aan de gemachtigde van appellante gezonden. Om deze reden is bij brief van 23 oktober 2023, ditmaal aan de gemachtigde van appellante, nogmaals gevraagd om binnen vier weken mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden.
Aangezien appellante, noch de gemachtigde van appellante op voornoemde brieven heeft gereageerd, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.