ECLI:NL:CRVB:2024:34

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
23/2266 TOZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 9 januari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2266 TOZO. Het hoger beroep is ingesteld door appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juli 2023, nummer 23/2506. De zaak betreft de niet-betaling van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) binnen een bepaalde termijn moet worden voldaan. Appellanten zijn op 2 augustus 2023 en 2 september 2023 schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,00 en de termijn waarbinnen dit bedrag betaald diende te worden. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellanten in verzuim zijn geweest. Desondanks leidt de niet-betaling tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 januari 2024
23/2266 TOZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
5 juli 2023, 23/2506 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten 1] en [appellanten 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Oldambt

PROCESVERLOOP

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 2 augustus 2023 zijn appellanten erop gewezen dat een griffierecht van € 136,00 is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 2 september 2023 zijn appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2024.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.