ECLI:NL:CRVB:2024:33
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden
Op 9 januari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1861 PW. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Schroeder, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023. In deze procedure was het beroepschrift ingediend zonder de vereiste gronden, zoals voorgeschreven in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft de geboden termijnen ongebruikt laten verstrijken. Hierdoor kon de Centrale Raad van Beroep niet inhoudelijk op het hoger beroep ingaan.
De Raad oordeelde dat er geen redenen waren aangevoerd die het verzuim konden verontschuldigen. Gezien het ontbreken van beroepsgronden en het niet reageren op de gestelde termijnen, werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een volledig beroepschrift en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke vereisten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden.