ECLI:NL:CRVB:2024:320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de niet-betaling van het griffierecht, dat door de indiener van het beroepschrift moet worden voldaan. Appellanten zijn in kennis gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,- en zijn herhaaldelijk gewezen op de termijn waarbinnen dit bedrag betaald diende te worden. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad benadrukt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, zonder dat verder onderzoek nodig is. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep. De indiener van het verzetschrift kan daarbij verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.