ECLI:NL:CRVB:2024:2443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na schending van inlichtingenverplichting door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de intrekking van bijstand aan appellante. Appellante ontving sinds 7 april 2010 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een aangifte van verduistering heeft de sociale recherche van de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. Dit onderzoek, dat resulteerde in een rapport over uitkeringsfraude, onthulde dat appellante sieraden had beleend en aanzienlijke contante opnames had gedaan zonder dit te melden aan het college. Op basis van deze bevindingen heeft het college op 21 juni 2021 de bijstand van appellante met ingang van 16 oktober 2018 ingetrokken, wat na bezwaar door de rechtbank is bevestigd.
Appellante heeft in hoger beroep geen overtuigende argumenten aangedragen om de eerdere uitspraak van de rechtbank te weerleggen. De Raad heeft appellante in een regiebrief de gelegenheid gegeven om haar standpunt te motiveren, maar zij heeft hierop niet gereageerd. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld over de schending van de inlichtingenverplichting. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld vanwege de onduidelijkheid over de financiële situatie van appellante en de niet-gemelde middelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de intrekking van de bijstand in stand blijft. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.