ECLI:NL:CRVB:2024:240

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
21/1082 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen CIZ

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Op 27 maart 2023 heeft mr. Kaya het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Gezien de intrekking van het beroep, heeft de Centrale Raad van Beroep het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft het CIZ op 20 februari 2023 een herziene beslissing op bezwaar genomen, waardoor appellante heeft besloten het hoger beroep in te trekken. Het CIZ heeft aangeboden de proceskosten in de beroeps- en hoger beroepsprocedure te vergoeden, maar niet voor de bezwaarprocedure, omdat er geen beroepsmatige rechtsbijstand is verleend.

De rechtbank had het CIZ echter al veroordeeld in de proceskosten van appellante in de beroepsprocedure. Daarom heeft de Raad besloten het CIZ te veroordelen in de kosten die appellante heeft gemaakt voor beroepsmatige rechtsbijstand in het hoger beroep, begroot op € 1.750,-. Daarnaast moet het CIZ het door appellante betaalde griffierecht van € 134,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 31 januari 2024
Datum uitspraak:
21/1082 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 februari 2021, 20/616 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij e-mailbericht van 27 maart 2023 heeft mr. Kaya namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het CIZ te veroordelen in de proceskosten.
Het CIZ heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Kaya het hoger beroep heeft ingetrokken, omdat het CIZ op 20 februari 2023 met een herziene beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Bij brief van 31 maart 2023 heeft het CIZ laten weten de proceskosten in de beroepsprocedure en de hoger beroepsprocedure te vergoeden, maar niet de kosten in de bezwaarprocedure, aangezien tijdens deze procedure geen beroepsmatige rechtsbijstand is verleend aan appellante. De gemachtigde van appellante heeft bij e-mailbericht van 30 mei 2023 laten weten hiermee akkoord te gaan.
Echter, de rechtbank heeft het CIZ bij de aangevallen uitspraak al veroordeeld in de proceskosten van appellante in de beroepsprocedure. Om die reden zal de Raad het CIZ veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Ook moet het CIZ het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het CIZ in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.750,-;
  • bepaalt dat het CIZ aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen