Uitspraak
De conclusie is dat het hoger beroep niet slaagt. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten en het griffierecht.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 28 augustus 2007 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De gemeente Almere ontving op 2 juli 2018 een anonieme tip dat appellante al vier jaar samenwoont met een man, aangeduid als X, en dat zij samen een zoon hebben. Naar aanleiding van deze tip heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld, waarbij waarnemingen zijn verricht en appellante op 7 september 2022 is gehoord. Tijdens dit gehoor heeft appellante verklaard dat zij samenwoont met X, maar eerder had gelogen om te voorkomen dat haar uitkering zou worden ingetrokken. De gemeente heeft vervolgens de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat er voldoende bewijs was dat appellante en X in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de gemeente ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij onder druk is gezet tijdens het gehoor en dat haar verklaringen niet correct zijn weergegeven. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat appellante onder druk heeft verklaard en dat haar verklaringen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat zij en X een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen, zonder vergoeding van proceskosten.