Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in België woont en een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de WIA. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant geen procesbelang had, omdat het op voorhand onaannemelijk was dat hij andere schade dan de al vergoede vertragingsschade had geleden. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij door nalatigheid van het UWV geen vergoeding had ontvangen voor medische kosten en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de zorgtoeslag geen schade was. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het CAK met de besluiten van 3 februari 2021 aan de bezwaren van de appellant tegemoet is gekomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De appellant krijgt het betaalde griffierecht niet terug.