ECLI:NL:CRVB:2024:2325

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
24/988 TOZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken schriftelijke machtiging en beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 24/988 TOZO. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde van de appellant geen schriftelijke machtiging heeft overgelegd en het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De gemachtigde is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om deze verzuimen te herstellen, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die van toepassing zijn op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 maart 2024, met zaaknummer 21/3274. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 november 2024
24/988 TOZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 maart 2024, 21/3274
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de bestuursrechter van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De gemachtigde van appellant heeft geen schriftelijke machtiging overgelegd. Bij brief van
28juni 2024 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen, waarbij tevens een machtigingsformulier is meegestuurd ter invulling.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan. Bij aangetekende brief van 29 juli 2024 is de gemachtigde van appellant nogmaals in de gelegenheid gesteld binnen vier weken een schriftelijke machtiging te overleggen. Daarbij is erop gewezen dat als de machtiging niet binnen de gestelde termijn wordt ingezonden, de gemachtigde er rekening mee moet houden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan. Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim.
Daarnaast merkt de Raad nog het volgende op. In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden. Bij brief van 28 juni 2024 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan. Bij aangetekende brief van 29 juli 2024 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Gelet op het voorgaande ziet de Raad aanleiding het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.