Uitspraak
6 juni 2024, 23/6496 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 24/1699 PW. De appellant had een beroepschrift ingediend, maar dit bevatte geen gronden, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de appellant kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Ondanks herhaalde verzoeken om de beroepsgronden in te dienen, heeft de gemachtigde geen actie ondernomen. Hierdoor kon de Centrale Raad van Beroep niet inhoudelijk op het beroep ingaan. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld zal worden. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.