Uitspraak
24 juni 2024, 24/178
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door mr. S. van der Eijk, advocaat van appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank van 24 juni 2024. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft nagelaten dit tijdig te doen. Hierdoor kon het hoger beroep niet inhoudelijk worden behandeld, wat leidde tot de verklaring van niet-ontvankelijkheid.
Daarnaast heeft de Raad opgemerkt dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat ook in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft ook deze gelegenheid ongebruikt gelaten. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.