ECLI:NL:CRVB:2024:200

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
22/1052 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2022. Op 19 juni 2023 heeft appellant, Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene heeft de Raad verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft een verweerschrift ingediend, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. Aangezien appellant het hoger beroep heeft ingetrokken, heeft de Raad vastgesteld dat er aanleiding is om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het indienen van het verweerschrift.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2024. De Centrale Raad van Beroep heeft appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 875,-.

Uitspraak

Datum uitspraak: 31 januari 2024
22/1052 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2022, 20/2812
Partijen:
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 19 juni 2023 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Betrokkene heeft de Raad verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Vastgesteld wordt dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken.
Bij brief van 10 juli 2023 heeft betrokkene de Raad verzocht appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in beroep en hoger beroep voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft moeten maken.
Appellant voert geen verweer tegen dit verzoek voor zover dit ziet op de in hoger beroep gemaakte kosten, maar benoemt terecht dat hij in de uitspraak van de rechtbank reeds is veroordeeld tot vergoeding van de kosten die betrokkene in bezwaar en beroep heeft moeten maken, en dat daarom geen aanleiding bestaat voor een veroordeling tot vergoeding van die kosten.
De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen