ECLI:NL:CRVB:2024:1943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
22/1886 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep door bestuursorgaan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Twenterand hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder in een zaak van 10 mei 2022, met zaaknummer 21/695, een beslissing genomen die het college niet beviel. Echter, op 18 juni 2024 heeft het college besloten het hoger beroep in te trekken. Namens de betrokkene is er een verzoek ingediend om het college te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met het hoger beroep. Het college heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk of ongegrond is. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het standpunt van het college niet opgaat. De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten na intrekking van het hoger beroep. De Raad heeft het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de betrokkene, die zijn begroot op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 oktober 2024
22/1886 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 mei 2022, 21/695
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Twenterand (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Bij brief van 18 juni 2024 heeft het college het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft [gemachtigde betrokkene] verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Het standpunt van het college dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet-ontvankelijk dan wel ongegrond is, gaat dan ook niet op.
Het college is bij de uitspraak van de rechtbank reeds veroordeeld in de proceskosten die betrokkene in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Gelet hierop veroordeelt de Raad het college alleen nog in de door betrokkene gemaakte kosten in hoger beroep. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
A.Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A. Giesen