ECLI:NL:CRVB:2024:1858

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
23/2380 TONK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 23/2380 TONK. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben herhaaldelijk herinneringen ontvangen over de verschuldigdheid van het griffierecht, maar hebben nagelaten om tijdig te betalen. De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat het griffierecht moet worden betaald om het beroep in behandeling te nemen. Ondanks een beroep op betalingsonmacht door de gemachtigde van appellanten, heeft de Raad dit beroep afgewezen omdat de benodigde formulieren niet tijdig waren ingediend. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat appellanten niet in verzuim zijn geweest, en heeft daarom het hoger beroep zonder verder onderzoek niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 september 2024
23/2380 TONK
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
2 mei 2023, 22/2103
Partijen:
[appellant 1] en [appellant 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Helmond (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft [X] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 2 september 2023 is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 3 oktober 2023 is de gemachtigde van appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moeten houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Bij brief van 11 november 2023 heeft de gemachtigde van appellanten namens appellanten een beroep gedaan op betalingsonmacht.
Bij brief van 24 november 2023 heeft de Raad de gemachtigde van appellanten verzocht de verklaring met betrekking tot het beroep op betalingsonmacht in te laten vullen door appellanten en binnen twee weken te retourneren. Daarbij is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat als het formulier niet op tijd retour is gestuurd, niet compleet is ingevuld of als gegevens ontbreken, het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen en appellanten alsnog griffierecht moet betalen.
De Raad heeft bij brief van 28 december 2023 het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat de gemachtigde van appellanten niet (tijdig) het formulier betalingsonmacht heeft laten invullen en retour heeft gestuurd.
Bij brief van 29 december 2023 is de gemachtigde van appellanten er nogmaals op gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 29 januari 2024 is de gemachtigde van appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moeten houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.