ECLI:NL:CRVB:2024:1843

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
24/563 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 25 september 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/563 ZVW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 januari 2024, met nummer 22/530. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 14 maart 2024 als in een aangetekende brief van 14 april 2024. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht tijdig moest worden voldaan om het hoger beroep inhoudelijk te kunnen behandelen.

De Raad oordeelde dat er op basis van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim was geweest. Desondanks leidde het niet tijdig betalen van het griffierecht tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet kon worden behandeld. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 september 2024
24/563 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
30 januari 2024, 22/530 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CAK

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 14 maart 2024 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 138,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 14 april 2024 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.