In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Appellant had naast deze aanvraag ook een aanvraag om kinderbijslag ingediend, waarbij de vraag naar zijn woonplaats centraal stond. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij dit te laat zou hebben ingediend. Appellant stelde echter dat hij tijdig aanvullende informatie had verstrekt die als een bezwaarschrift kon worden opgevat. De Raad oordeelde dat de Svb de aanvullende informatie niet correct had geïnterpreteerd en dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en droeg de Svb op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant.