ECLI:NL:CRVB:2024:1747

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
24/905 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden

Op 3 september 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/905 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De appellant, vertegenwoordigd door drs. F. Elidrissi, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 maart 2024. In de procedure is de gemachtigde van appellant meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar deze heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten en dat deze bepaling ook van toepassing is op hoger beroep. Aangezien de appellant geen gronden heeft ingediend en geen geldige redenen heeft opgegeven voor het verzuim, is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 september 2024
24/905 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
12 maart 2024, 23/3271
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft drs. F. Elidrissi hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 3 mei 2024 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij digitaal bericht van 29 mei 2024 heeft de gemachtigde van appellant de Raad verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van de gronden van het hoger beroep.
Bij brief van 30 mei 2024 heeft de Raad de termijn om de beroepsgronden in te dienen, verlengd tot en met 28 juni 2024.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 1 juli 2024 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.