Uitspraak
15 november 2023, 22/5958
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. I. Car, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 15 november 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/5958. Het hoger beroep is ingediend tegen de Centrale Raad van Beroep, maar de appellante heeft het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft appellante herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met inbegrip van een brief van 30 december 2023 en een aangetekende brief van 30 januari 2024 waarin de appellante werd geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig betalen. Appellante heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar heeft niet tijdig de benodigde informatie verstrekt, waardoor dit beroep is afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.