ECLI:NL:CRVB:2024:1649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de terugbetalingsperiode van studiefinanciering na verlenging van de diplomatermijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 maart 2021, waarin haar verzoek om schorsing van de terugbetalingsperiode van haar studiefinanciering werd afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard wegens het wegvallen van belang. De minister had de diplomatermijn van appellante verlengd, waardoor de terugbetalingsperiode werd geschorst. Tijdens de zitting op 10 juli 2024 was appellante niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door mr. G.J.M. Naber. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd en heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.