Uitspraak
10 februari 2023, 21/3870
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 23/1049 ZVW. Het hoger beroep is ingesteld door een appellant, woonachtig in district Breesen in Duitsland, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 februari 2023 (zaaknummer 21/3870). De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald.
De appellant is in april 2023 schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en is verzocht dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief te betalen. Ondanks een tweede herinnering in mei 2023, is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim is geweest, maar heeft desondanks besloten het hoger beroep niet inhoudelijk te behandelen.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, met A. Giesen als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.