ECLI:NL:CRVB:2024:1645

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
23/3057 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing AOW-pensioen wegens gebrek aan woon- en werkverleden in Nederland

Op 1 november 2021 heeft appellante de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en heeft zij een aanvraag voor een AOW-pensioen ingediend. Deze aanvraag is afgewezen op 12 juli 2022, met als reden dat appellante nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt, waardoor zij geen pensioen heeft opgebouwd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) stelde dat de verzekering van de overleden echtgenoot van appellante niet leidt tot recht op AOW-pensioen, omdat appellante de tweede echtgenote was. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd op 24 oktober 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante niet had aangegeven waarom zij het niet eens was met de afwijzing. De rechtbank gaf aan dat zij zich kon vinden in het bestreden besluit. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en herbeoordeling van haar dossier.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellante geen redenen had gegeven voor haar beroep. Appellante was in de gelegenheid gesteld om alsnog redenen op te geven, maar heeft dit nagelaten. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt, waardoor appellante geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontvangt. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 7 augustus 2024.

Uitspraak

23/3057 AOW-PV
Datum uitspraak: 7 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2023, 23/409 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [plaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: R.R. Olde Engberink.
Ter zitting van 7 augustus 2024 is appellante niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Op 1 november 2021 heeft appellante de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Haar aanvraag voor een AOW-pensioen is afgewezen met een besluit van 12 juli 2022 op de grond dat appellante zelf nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en daardoor geen pensioen heeft opgebouwd. De verzekering van de overleden echtgenoot van appellante, [echtgenoot] , leidt volgens de Svb voor appellante niet tot een recht op een AOW-pensioen omdat zij de tweede echtgenote van [echtgenoot] was. Met een besluit van 24 oktober 2022 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante hiertegen ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante, ondanks een verzoek daartoe, niet heeft vermeld waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. Ten overvloede heeft de rechtbank opgemerkt dat zij zich kan vinden in het bestreden besluit.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de aangevallen uitspraak. Zij heeft de Raad verzocht de uitspraak te vernietigen en haar dossier opnieuw te beoordelen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad volgt de rechtbank in haar standpunt dat appellante in beroep geen redenen heeft vermeld waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. Appellante is in de gelegenheid gesteld alsnog redenen voor het beroep op te geven, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank kon daarom op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb [1] tot nietontvankelijkverklaring van het beroep overgaan. De Raad ziet geen reden waarom de rechtbank van deze bevoegdheid (geen verplichting) geen gebruik had mogen maken.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R.R. Olde Engberink (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Cette décision a été prononcée en public. Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalenvan Bekkum en présence de R.R. Olde Engberink en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 7 août 2024.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.