ECLI:NL:CRVB:2024:1595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij niet in staat zou zijn de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij de rechtbank Den Haag eerder het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de medische situatie van appellant op de datum van beëindiging van de WIA-uitkering, 26 juli 2022, niet in geschil is. De Raad concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische belastbaarheid van appellant op overtuigende wijze heeft vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd.