Uitspraak
29 november 2023, 23/3069
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Car, heeft hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 29 november 2023. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 138,- heeft betaald en dat het formulier voor betalingsonmacht niet binnen de gestelde termijn is ingevuld en teruggestuurd. De Raad heeft appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen en het formulier in te vullen. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant niet voldaan aan de eisen, waardoor het beroep op betalingsonmacht is afgewezen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat appellant in verzuim is geweest. De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden binnen zes weken na verzending van het afschrift.