ECLI:NL:CRVB:2024:1465

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
23/550 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor verstrekken hulphond

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1999 en bekend met een autismespectrumstoornis (ASS) en persisterende depressieve klachten, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), specifiek voor het verstrekken van een hulphond. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had eerder een maatwerkvoorziening verstrekt, bestaande uit beschermd wonen met zorgzwaartepakket A, en een persoonsgebonden budget (pgb) verleend voor ondersteuning bij stichting Jados.

De aanvraag voor de hulphond werd afgewezen met het argument dat de bestaande maatwerkvoorziening al voldoende bijdroeg aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R. Kaya, en het college door N.J.J. Massier.

De Raad oordeelde dat het college zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de afwijzing van de aanvraag voor de hulphond terecht was. De Raad bevestigde dat de maatwerkvoorziening voor beschermd wonen voldoende was en dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het effectief inzetten van het pgb. De Raad concludeerde dat het college niet verplicht was om een hulphond te verstrekken, aangezien de eigen kracht van de cliënt in aanmerking moest worden genomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/550 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 januari 2023, 22/1086 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak: 19 juli 2024

SAMENVATTING

Het college heeft zorgvuldig onderzoek gedaan en was niet gehouden om de door appellant gevraagde maatwerkvoorziening, bestaande uit een hulphond, te verstrekken. Dit betekent dat appellant geen gelijk krijgt.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 juni 2024. Voor appellant zijn mr. Kaya en [naam moeder], de moeder van appellant, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N.J.J. Massier.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 1999, is bekend met een autismespectrumstoornis (ASS) en persisterende depressieve klachten. In verband met deze klachten heeft het college een maatwerkvoorziening verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), bestaande uit beschermd wonen met zorgzwaartepakket A in de variant beschermd wonen 24/7. Voor de realisering hiervan is aan appellant een persoonsgebonden budget (pgb) verstrekt, waarmee hij ondersteuning inkocht bij stichting Jados in [plaatsnaam], een instelling voor jongvolwassenen met autisme.
1.2.
Met een besluit van 26 april 2021 heeft het college de aanvraag van appellant voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, bestaande uit een hulphond, afgewezen.
1.3.
Appellant heeft tegen het besluit van 26 april 2021 bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft het college JPH consult (JPH) verzocht een medisch advies uit te brengen. Op 31 maart 2022 is dit advies uitgebracht.
1.4.
Met een besluit van 25 mei 2022 (bestreden besluit) is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Volgens het college volgt uit het advies van JPH dat met de verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen al een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep van belang zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Het betoog van appellant dat aan het bestreden besluit geen zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt, slaagt niet. Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door JPH ten grondslag. Op basis van dit onderzoek en het daarop gebaseerde (medisch) advies van JPH heeft het college zich een voldoende duidelijk beeld kunnen vormen van de hulpvraag van appellant, van de problemen die hij ondervindt bij zijn zelfredzaamheid en participatie en van zijn ondersteuningsbehoefte.
4.2.
De (medisch) adviseurs van JPH hebben het dossier bestudeerd en appellant thuis bezocht. Daarnaast is informatie van de behandelaars en begeleiders van appellant betrokken. De (medisch) adviseurs hebben gekeken naar de hulpvraag van appellant en vastgesteld dat er bij hem problemen bestaan in de zelfredzaamheid en participatie. Hierdoor is ondersteuning nodig bij het stabiel functioneren in de maatschappij, het voorkomen van isolement, het structureren van dag/nachtritme en het opkomen voor zichzelf op een passende manier. Met de al ingezette behandeling en de reeds eerder verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen wordt volgens de (medisch) adviseurs voldoende tegemoet gekomen aan de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie van appellant. Wel wordt het verstrekte pgb volgens de (medisch) adviseurs niet voldoende effectief ingezet en worden daardoor de begeleidingsdoelen niet bereikt. De (medisch) adviseurs merken hiernaast nog op dat een gewone hond/huisdier een positief effect op appellant kan hebben. Een speciale opleiding is hiervoor volgens hen niet nodig.
4.3.
Onder verwijzing naar het advies van JPH heeft het college zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat naast de al verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen geen andere maatwerkvoorziening meer verstrekt hoefde te worden. Dat appellant in de praktijk minder ondersteuning kreeg dan was verstrekt, leidt niet tot een ander oordeel. Appellant is daarvoor als pgb-houder immers zelf verantwoordelijk. Het betoog van appellant dat JPH een positief effect ziet van een hond en dat een gewone hond daarvoor onvoldoende is, leidt evenmin tot een ander oordeel. Hieraan voegt de Raad nog toe dat het college op grond van de eigen kracht als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 niet gehouden is om een maatwerkvoorziening te verstrekken als in een specifieke regeling, zoals de Zorgverzekeringswet, een bewuste keuze is gemaakt om bepaalde kosten niet te vergoeden. [1] Dit is het geval bij bepaalde type hulphonden, waaronder de door appellant gewenste hulphond.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat het college niet gehouden is een maatwerkvoorziening bestaande uit een hulphond te verstrekken.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van L. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) L. van Bentum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.3.5
(…)
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
4. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2. bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
(…).

Voetnoten

1.CRvB 22 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2014:376.