Uitspraak
PROCESVERLOOP
.De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg .
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2024 uitspraak gedaan over het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar nabestaandenuitkering. De intrekking vond plaats omdat haar jongste kind de leeftijd van 18 jaar had bereikt. Appellante stelde dat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt was en dat zij om die reden recht had op voortzetting van de uitkering. Na onderzoek door het UWV, in opdracht van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), werd vastgesteld dat appellante inderdaad meer dan 45% arbeidsongeschikt was, waarna de Svb de uitkering per 1 januari 2022 heeft voortgezet.
Echter, de Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante geen procesbelang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep. De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van de Svb niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van beroep was overschreden. Appellante was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad oordeelde dat de Svb volledig aan haar bezwaren tegemoet was gekomen, waardoor er geen belang meer was bij een verdere beoordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van tijdige indiening van beroepschriften. De Raad heeft besloten dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.