Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
22februari 2024.
Centrale Raad van Beroep
Op 18 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2754 BBZ. Het hoger beroep van de erven van [Appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg is niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft niet tijdig voldaan aan deze verplichting.
In de procedure heeft de gemachtigde van appellant op 30 november 2023 een beroep gedaan op betalingsonmacht. De Raad heeft echter op 15 april 2024 dit beroep afgewezen, omdat de gemachtigde niet tijdig het vereiste formulier heeft ingediend. De Raad heeft de gemachtigde ook op 16 april 2024 opnieuw gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de noodzaak om dit tijdig te betalen.
Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders dan het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2024. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.