ECLI:NL:CRVB:2024:1234

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
23/2754 BBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 18 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/2754 BBZ. Het hoger beroep van de erven van [Appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg is niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft niet tijdig voldaan aan deze verplichting.

In de procedure heeft de gemachtigde van appellant op 30 november 2023 een beroep gedaan op betalingsonmacht. De Raad heeft echter op 15 april 2024 dit beroep afgewezen, omdat de gemachtigde niet tijdig het vereiste formulier heeft ingediend. De Raad heeft de gemachtigde ook op 16 april 2024 opnieuw gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de noodzaak om dit tijdig te betalen.

Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, kon de Centrale Raad van Beroep niet anders dan het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2024. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juni 2024
23/2754 BBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 19 juni 2023, 22/1417
Partijen:
de erven van [Appellant] uit [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [X] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 29 september 2023 is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 30 oktober 2023 is de gemachtigde nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, gemachtigde van appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
In een brief van 30 november 2023 heeft de gemachtigde een beroep gedaan op betalingsonmacht.
Bij brief van 22 februari 2024 heeft de Raad de gemachtigde verzocht het formulier betalingsonmacht in te vullen en binnen twee weken retour te sturen.
Bij brief van 15 april 2024 heeft de Raad het beroep op betalingsonmacht afgewezen, aangezien de gemachtigde niet (tijdig) heeft voldaan aan het verzoek van de Raad van
22februari 2024.
Bij aangetekende brief van 16 april 2024 is de gemachtigde van appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, gemachtigde van appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2024.
(getekend) C.E.M. Marsé
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.