ECLI:NL:CRVB:2024:1227

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
23/638 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdverklaring van de Centrale Raad van Beroep inzake hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Overijssel over AVG-besluit

Op 10 juni 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/638 PW-PV. De Raad verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 3 januari 2023 had plaatsgevonden. De zaak betreft een verzoek van appellant aan het college van burgemeester en wethouders van Enschede om kosteloze toezending van kopieën van zijn persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG). Het college had op 7 oktober 2020 een deel van de gevraagde informatie verstrekt, maar appellant maakte bezwaar tegen de wijze van verstrekking. Het college verklaarde het bezwaar op 21 juni 2021 niet-ontvankelijk, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat appellant geen belang meer had bij de behandeling.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, samen met andere zaken die de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning betroffen. De Afdeling heeft deze zaken doorgestuurd naar de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat op basis van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, het hoger beroep niet bij de Centrale Raad van Beroep kon worden ingesteld, maar bij de Afdeling van de Raad van State. Daarom verklaarde de Raad zich onbevoegd en zond het hoger beroepschrift door naar de Afdeling. De Raad heeft ook bepaald dat het betaalde griffierecht van € 136,- aan appellant wordt terugbetaald.

Uitspraak

23/638 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 januari 2023, 21/1093 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 10 juni 2024
Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: L.C. van Bentum
Ter zitting zijn verschenen: Appellant en namens het college mr. I.T. te Brinke

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen te nemen van het hoger beroep gericht tegen de aangevallen uitspraak;
  • bepaalt dat de griffier het betaalde griffierecht van € 136,- aan appellant terugbetaalt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellant heeft het college op 9 september 2020 op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) verzocht om kosteloze toezending van kopieën, in digitale vorm, van alle persoonsgegevens die het college over hem heeft verwerkt.
1.2.
Bij brief van 7 oktober 2020 heeft het college appellant bericht dat is besloten een deel van de door hem gevraagde informatie te verstrekken via toezending van kopieën van de desbetreffende documenten. Het gaat om niet eerder verstrekte kopieën van documenten waarin de persoonsgegevens van appellant zijn verwerkt over aanvragen van appellant op grond van de Participatiewet (PW). De documenten zullen beschikbaar worden gesteld via NextCloud.
1.3.
Op 20 oktober 2020 heeft appellant bericht ontvangen van het college dat de gegevens digitaal beschikbaar zijn gesteld op NextCloud. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 21 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de brief van 20 oktober 2020 niet aangemerkt kan worden als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.5.
Nadat appellant beroep had ingesteld tegen het bestreden besluit heeft het college bij brief van 1 november 2021 het bestreden besluit ingetrokken.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellant geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep.
3.1.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, tezamen met zijn hoger beroepen in vier andere zaken die de PW en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 betreffen. De Afdeling heeft vervolgens alle zaken doorgestuurd naar de Raad. In die vier andere zaken (23/737 WMO15, 23/639 PW, 23/641 PW en 23/642 PW) is heden uitspraak gedaan.
3.2.
Op grond van artikel 8:105, eerste lid, van de Awb wordt het hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), tenzij een andere hoger beroepsrechter bevoegd is ingevolge (…) de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
3.3.
Op grond van artikel 9 of artikel 10 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit, genomen op grond van een in die artikelen genoemd voorschrift of anderszins in die artikelen omschreven, hoger beroep worden ingesteld bij de Raad.
3.4.
Uit artikel 9 of artikel 10 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak blijkt niet dat hoger beroep kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit genomen op grond van (artikel 15 van) de AVG. Dit blijkt ook niet uit enig ander wettelijk voorschrift. Dat betekent dat de Raad niet bevoegd is te oordelen over het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.

Conclusie en gevolgen

3.5.
De Raad zal zich onbevoegd verklaren om te oordelen over het hoger beroep. Het hoger beroepschrift zal met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling worden doorgezonden aan de Afdeling.
4. Niet gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Appellant krijgt wel een teruggave van het griffierecht in hoger beroep.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.C. van Bentum (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep